altaaroffer
Eens zag ik
een grote menigte mensen in onze kapel,
voor de kapel en op straat,
omdat er binnen geen ruimte voor hen was.
De kapel was versierd voor een feest.
Er waren veel geestelijken bij het altaar,
en na hen onze zusters en die van vele andere congregaties.
Zij wachtten allemaal op de persoon die een plaats op het altaar zou innemen.
Plots hoorde ik een stem
die zei dat ik de plaats op het altaar moest innemen.
Maar zodra ik de gang verliet, om de binnenplaats over te steken...
en de kapel binnen te gaan, de stem volgend die mij riep...
begonnen alle mensen naar mij te gooien
met wat ze maar in handen hadden:
modder, stenen, zand, bezems...
in die mate dat ik aanvankelijk aarzelde om verder te gaan.
Maar de stem bleef mij roepen, nog ernstiger zelfs.
Dus liep ik dapper door.
Toen ik de kapel binnenkwam...
begonnen de oversten, de zusters, de leerlingen en zelfs mijn ouders...
mij te slaan met wat ze maar konden, en dus, of ik het wilde of niet...
nam ik snel mijn plaats op het altaar in.
Van zodra ik daar was
begonnen diezelfde mensen...
de leerlingen, de zusters, de oversten en mijn ouders...
allemaal hun armen naar mij uit te steken en om genade te vragen.
En wat mij betreft, ik koesterde geen enkele wrok tegen hen
omdat ze allerlei dingen naar mij hadden gegooid...
en ik was verrast dat ik een heel bijzondere liefde voelde...
juist voor die personen die mij hadden gedwongen...
sneller naar de mij aangewezen plaats te gaan.
Tegelijkertijd werd mijn ziel vervuld van onuitsprekelijk geluk,
en ik hoorde deze woorden:
'Doe wat je maar wil.
Deel genaden uit zoals je wil
aan wie je wil en wanneer je wil.
Toen verdween het visioen onmiddellijk.
[db31]
Reacties
Een reactie posten