deelname 3
23 maart 1937
Plots...
greep de aanwezigheid van God mij aan
en onmiddellijk zag ik mezelf in Rome
in de kapel van de Heilige Vader en
tegelijkertijd was ik in onze kapel.
En de viering [1e Barmhartigheidszondag] van de Heilige Vader en de hele Kerk
was nauw verbonden met onze kapel en
op 'n heel bijzondere manier
met onze congregatie
[heiligverklaring Faustina...]
En ik nam tegelijkertijd hier en in Rome deel aan de plechtige viering
want de viering was zo nauw verbonden met Rome dat ik
zelfs terwijl ik dit schrijf, de twee niet kan onderscheiden
maar ik schrijf het op zoals ik het zag.
Ik zag de Heer Jezus in onze kapel
uitgestald in de monstrans op het hoofdaltaar.
De kapel was versierd als voor een feest
en op die dag werd ieder die wilde komen, binnengelaten.
[noot 182: destijds was zij alleen toegankelijk voor de zusters en hun leerlingen
en pas tijdens de Duitse bezetting werd ze voor het publiek opengesteld...]
De menigte was zo groot
dat het oog het niet allemaal kon bevatten.
Iedereen nam met grote vreugde deel aan de festiviteiten
en velen van hen kregen wat ze verlangden.
Dezelfde viering werd gehouden in Rome, in een prachtige kerk
en de Heilige Vader vierde dit feest samen met alle geestelijken.
En toen zag ik plots Sint-Pieter
die tussen het altaar en de Heilige Vader stond.
Ik kon niet horen wat Sint-Pieter zei, maar ik zag
dat de Heilige Vader zijn woorden begreep...
Toen begonnen enkele geestelijken die ik niet kende
mij te onderzoeken en te vernederen, of beter gezegd, wat ik had geschreven.
Maar ik zag hoe Jezus zelf mij verdedigde en hen liet begrijpen wat zij niet wisten.
Toen zag ik plotseling
hoe de twee stralen, zoals geschilderd in de afbeelding
uit de Hostie kwamen en zich over de hele wereld verspreidden.
Dit duurde maar een ogenblik
maar het leek alsof het de hele dag had geduurd
en onze kapel was de hele dag overvol
en de hele dag was het een en al vreugde.
Toen zag ik plotseling
op ons altaar de levende Heer Jezus
precies zoals Hij op het beeld is afgebeeld.
Toch voelde ik dat de zusters en alle mensen
de Heer Jezus níet zagen zoals ik Hem zag.
Jezus keek met grote vriendelijkheid en vreugde
naar de Heilige Vader, naar bepaalde priesters
naar de hele geestelijkheid, naar het volk
en naar onze congregatie.
Toen, in een oogwenk
werd ik opgetild om naast Jezus te staan
en ik stond op het altaar, naast de Heer Jezus
en mijn geest was vervuld van een geluk dat zo groot was
dat ik het niet kan bevatten of erover kan schrijven.
Een diepe vrede en kalmte vulden mijn ziel.
Jezus boog zich naar mij toe
en zei met grote vriendelijkheid:
'Wat is het dat je verlangt, Mijn dochter?'
En ik antwoordde:
'Ik wens dat aanbidding en glorie aan Uw Barmhartigheid wordt gegeven.'
'Ik ontvang al aanbidding door de instelling en viering van dit feest...
Wat verlang je nog meer?'
Toen keek ik naar de immense menigte
die de Goddelijke Barmhartigheid aanbad
en ik zei tegen de Heer:
'Jezus, zégen allen die bijeen zijn om U eer te geven
en Uw oneindige Barmhartigheid te vereren.'
Jezus maakte een kruisteken met Zijn hand.
En deze zegen werd als een lichtflits in de zielen weerspiegeld.
Mijn geest werd overspoeld door Zijn Liefde.
Ik had het gevoel alsof ik was opgelost
en volledig in God verdwenen.
Toen ik tot mezelf kwam
overspoelde een diepe vrede mijn ziel.
En een buitengewoon begrip van veel dingen werd aan mijn intellect doorgegeven
een begrip dat mij voorheen niet was gegeven.
Ik ben enorm gelukkig.
Ook al ben ik de minste van allen.
En ik zou niets willen veranderen aan wat God mij heeft gegeven.
Zelfs met een Seraf zou ik niet van plaats willen wisselen
wat betreft de innerlijke kennis van God
die Hij mij Zelf heeft gegeven.
De intieme kennis die ik van de Heer heb
is zo als geen enkel schepsel kan bevatten.
Vooral de diepte van Zijn Barmhartigheid
die mij omhult.
Ik ben blij met al wat Gij mij geeft.
[1044-49]
Reacties
Een reactie posten