rudolf höß 4
«In zijn memoires uit de gevangenis schreef Höss
dat er twee drijvende principes in zijn leven waren geweest:
liefde voor zijn land en liefde voor zijn familie.
'Ik geloofde
dat de nationaal-socialistische ideologie
de enige was die bij het Duitse volk paste.
De boerderij zou onze familiehoeve zijn.
Mijn vrouw en ik zagen in de kinderen ons doel in het leven.
Het zou onze levenstaak zijn om hen in staat te stellen een goede opleiding te krijgen
en een stabiel gezinsleven voor hen te creëren.'
Historicus Martin Broszat
die de Duitse editie van Höss' memoires redigeerde
noemt de nazi-ideologie 'een allesoverkoepelend geheel, een conglomeraat, een mengelmoes'.
De raciale component ervan was echter consistent en (in elke betekenis van het woord) simpel.
Deze ideologie was niet geworteld in de openbaring
zoals het katholicisme dat hij van zijn vader leerde
maar in de natuur.
De hele natuur - planten, dieren, mensheid -
was verwikkeld in een voortdurende strijd.
Alleen de sterken overleefden.
De sterke rassen van de mensheid moéten daarom de zwakkere domineren
en zichzelf raciaal zuiver houden.
Vermenging van bloed met zwakkere rassen was fataal.
De Ariërs, scheppers van de cultuur, stonden aan de top van de nazi-raciale piramide.
Onder hen bevonden zich cultuur-dragers: Slaven en Aziaten.
Hun rol was het verschaffen van slavenarbeid voor de cultureel creatieve Ariërs.
En onder hen beiden bevonden zich de vernietigers van de cultuur: de joden.
De parasieten van de mensheid, die iedereen naar beneden sleepten.
De geschiedenis was niet het verslag van klassenoorlogen...
maar van rassenoorlogen.
Duitsland had de Eerste Wereldoorlog verloren
omdat het had toegestaan dat joden werden geassimileerd
waardoor de hoofdzonde van raciale bastaardisering werd begaan.
De door Adolf Hitler afgekondigde vernieuwing van het Duitse nationale leven
kon alleen tot stand komen door een terugkeer naar raciale zuiverheid.
Als dit slavernij van niet-Duitsers en uitroeiing van Joden betekende,
dan zij het zo: strijd was de wet van het leven.
Alleen de sterken overleefden.
'De SS was naar mijn mening de meest energieke verdediger van deze ideologie'
schreef Höss in zijn gevangenismemoires.
'En de enige in staat, om het Duitse volk terug te leiden
naar een leven dat meer in overeenstemming was met z'n karakter.'
Hij voegde er echter aan toe:
'Ik wil benadrukken dat ik persoonlijk de Joden nooit heb gehaat. Ik beschouwde hen als de vijand van onze natie. Maar dat was juist de reden om hen op dezelfde manier te behandelen als de andere gevangenen. Bovendien zit het gevoel van haat niet in mij.'
In overeenstemming met deze ideologie, waarin Höss geloofde...
'zo vastberaden als een katholiek de dogma's van de kerk gelooft'...
was zijn verlangen om berucht te zijn vanwege zijn hardheid.
Elke schijn van softheid
zou zijn lidmaatschap van het Arische meesterras in twijfel trekken.
Tot hoe ver dit verlangen leidde, blijkt uit twee incidenten in Sachsenhausen:
Kort na het uitbreken van de oorlog moest Höss het vuurpeloton leiden bij de executie van een collega-SS-officier. De man had de opdracht gekregen een voormalige communistische functionaris te arresteren. De arresterende officier kende de man, die hij altijd eervol had gevonden.
Uit vriendelijkheid liet hij daarom de gevangene thuis afscheid nemen van zijn vrouw. Terwijl de agent en een bewaker in het appartement met de vrouw aan het praten waren, ontsnapte haar man echter via een andere kamer. Een haastig bijeengeroepen krijgsraad veroordeelde de SS-officier onmiddellijk ter dood.
Höss vertelt het verhaal: 'De dag ervoor hadden we in de kantine gezeten en gesproken over de executies die we moesten uitvoeren. Nu zou hem hetzelfde overkomen, en ik moest het bevel uitvoeren. Zelfs mijn commandant vond dat dit te ver ging. De veroordeelde man was een fatsoenlijk persoon van midden dertig, getrouwd en had drie kinderen, die vóór dit incident gewetensvol en loyaal was geweest in zijn taken. Tot op de dag van vandaag begrijp ik nog steeds niet hoe ik rustig het bevel tot schieten heb kunnen geven. Ik was zo van streek dat ik het pistool nauwelijks stil kon houden toen ik hem de genadeslag gaf.'
Het tweede incident
wordt beschreven door een voormalige gevangene uit Sachsenhausen die er getuige van was.
Op 18 januari 1940 gaf Höss ruim achthonderd arbeidsongeschikte gevangenen de opdracht om de hele dag buiten te blijven staan in dunne gevangeniskleding bij een temperatuur van min 15 graden F. Toen velen instortten, verbood Höss ondergeschikten om hen naar het gevangenisziekenhuis te brengen.
Op de vraag waarom dit nodig was, antwoordde hij: 'Als de echte arbeiders moeten bevriezen, kunnen deze simulanten ook een dag in de kou doorbrengen.'
De gevangene die het incident meldde, een vertrouwenspersoon die toezicht hield op anderen, vertelde dat toen hij uiteindelijk tegen Höss zei: 'De mannen kunnen niet meer', hij het korte antwoord kreeg: 'Dat zijn geen mannen, dat zijn gevangenen.'
De acties van Höss veroorzaakten de dood van honderdvijfenveertig gevangenen gedurende de dag en nacht die volgden, naast degenen die later stierven aan de gevolgen van hun beproeving.
Het verslag van dit incident komt overeen met dat van een voormalige gevangene in Auschwitz die getuigde dat 'Höss naar de mishandelingen en ophangingen keek alsof hij naar een film keek, zonder dat er ook maar een reactie op zijn gezicht te zien was.' »
Reacties
Een reactie posten