rudolf höß 2
«De dood van Rudolfs vader het jaar daarop
en het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog
veranderden de loop van het leven van de jonge Rudolf.
De tiener werkte als vrijwilliger in een militair hospitaal
en raakte net zo gefascineerd door de verhalen van de soldaten over het militaire leven
als voorheen door de gesprekken van Afrikaanse missionarissen thuis.
Na herhaalde mislukte pogingen om zelf bij het leger te gaan,
slaagde hij daar uiteindelijk vóór zijn vijftiende verjaardag in 1916 toch in.
Terwijl hij aan het Turkse front diende, raakte hij driemaal gewond, ontving verschillende onderscheidingen en werd op zeventienjarige leeftijd de jongste sergeant in het Duitse leger.
Na de wapenstilstand leidde Höss, nu pas achttien, zijn cavaleriepeloton, allemaal mannen ouder dan dertig, op een marathontocht van Syrië terug naar Duitsland.
Zeventien jaar later bleef Höss trots op deze prestatie. 'Voor zover ik weet is geen enkele complete eenheid ooit uit dat oorlogsgebied naar huis teruggekeerd.'
Höss 'oorlogservaringen hebben hem diep getroffen.
De commercie die hij waarnam op pelgrimsoorden in het Heilige Land
waar hij herstelde van zijn wonden
erodeerde verder wat er nog over was van zijn jeugdige vroomheid.
Van bijzonder belang
is het concept van leiderschap dat hij op het slagveld leerde:
'Toen leerde ik dat leiderschap niet afhankelijk is van rang, maar van betere kennis.
De ijskoude, onwankelbare kalmte van de leider is doorslaggevend in moeilijke situaties.
Ik heb ook geleerd hoe moeilijk het is om een voorbeeld voor anderen te blijven
en de uiterlijke kalmte te bewaren, als je innerlijk vervuld bent van angsten en twijfels.'
Dat de zaak waarvoor hij vocht rechtvaardig was werd als vanzelfsprekend beschouwd. Dezelfde combinatie van een onwrikbaar vertrouwen in de juistheid van de zaak, en een ijskoud uiterlijk ondanks innerlijke twijfels, zou Höss' latere carrière als concentratiekampofficier en commandant kenmerken.
Höss werd in 1919 uit het leger ontslagen en had geen huis meer.
Zijn moeder was in 1917 overleden, zijn twee zussen zaten op kloosterscholen.
Familieleden hadden het familiebezit verdeeld.
Toen de oom, die zijn wettelijke voogd was, tegen Rudolf zei dat hij wel voor de seminariestudies zou betalen, maar niemand anders, verklaarde de jongeman boos dat hij niet langer priester wilde worden en deed hij formeel afstand van zijn erfenis ten gunste van zijn zussen.
De volgende dag reisde hij naar Oost-Pruisen, waar hij zich vrijwillig aanmeldde voor dienst bij een van de particuliere milities die floreerden in de chaos van het naoorlogse Duitsland.
Gedurende de volgende drie jaar was Höss betrokken bij veldslagen die hij omschreef als 'brutaler en wreder dan alles wat ik eerder had meegemaakt.'
In 1922 verliet hij formeel de kerk.
Kort daarna sloot Höss zich aan bij de Nazipartij
na het horen van een toespraak van Adolf Hitler in München.
Deze jaren brachten ook ontmoetingen met zijn toekomstige commandant en held Heinrich Himmler, en met Martin Bormann, die Höss rekruteerde voor de Nazipartij.»
Reacties
Een reactie posten